In deze paragraaf zal het gebruik van de (meeste) MC/ServiceGuard commando’s worden toegelicht. Vrijwel alle acties die met de MC/ServiceGuard commando’s kunnen worden uitgevoerd, kunnen ook met behulp van de SAM-interface worden uitgevoerd. Om echter een beter inzicht te verschaffen in het managen van een MC/ServiceGuard cluster zal in het hieronder staande alleen gebruik gemaakt worden van de MC/ServiceGuard commando’s.
Inhoud
Cluster status controleren
In alle hieronder beschreven situaties is het aan te bevelen om eerst inzicht te verkrijgen in de status van het cluster door deze status op te vragen met:
$ cmviewcl CLUSTER STATUS cluster_naam up NODE STATUS STATE node1 up running PACKAGE STATUS STATE AUTO_RUN NODE pkg1 up running enabled node1 pkg2 up running enabled node1 pkg3 up running enabled node1 NODE STATUS STATE node2 up running PACKAGE STATUS STATE AUTO_RUN NODE pkg4 up running enabled node2 pkg5 up running enabled node2
Met de optie -v krijg je alle details van alle packages te zien.
$ cmviewcl -v
dit kan op een cluster met meerder packages nog al veel output zijn. gebruik de -p optie in combinatie met een package naam om en beperkte output te krijgen.
$ cmviewcl -v -p pkg3 PACKAGE STATUS STATE AUTO_RUN NODE pkg3 up running disabled node1 Policy_Parameters: POLICY_NAME CONFIGURED_VALUE Failover configured_node Failback manual Script_Parameters: ITEM STATUS MAX_RESTARTS RESTARTS NAME Service up 3 0 pkgnaam_mon Subnet up 10.10.46.0 Node_Switching_Parameters: NODE_TYPE STATUS SWITCHING NAME Primary up enabled node1 (current) Alternate up enabled node2
Het starten en stoppen van een cluster en/of de nodes in een cluster
Alleen als het cluster in zijn geheel niet actief is kan het cluster met het volgende commando gestart worden:
# cmruncl -v
Hierbij wordt er van uit gegaan dat alle geconfigureerde systemen (dus node1 en node2) ook daadwerkelijk operationeel zijn en aan het cluster kunnen deelnemen. Alle packages zullen met dit commando ook automatisch gestart worden.
Mocht een systeem niet operationeel zijn kan de cluster ook op een enkele node gestart worden:
# cmruncl -v -n node1
Nu wordt alleen met systeem node1 een nieuw cluster geformeerd.
Als er al een cluster actief is kan een systeem (node) ook toegevoegd worden aan dit cluster:
# cmrunnode -v node2
Het stoppen van een node kan worden uitgevoerd met
# cmhaltnode -v node1
Hierbij gaan we ervan uit dat er op de node1 geen packages actief zijn.
Het stoppen van een node inclusief de daarop actieve packages wordt uitgevoerd met:
# cmhaltnode -f -v node1
Het stoppen van het cluster kan uitgevoerd worden met:
# cmhaltcl -v
Hierbij is ervan uitgegaan dat er geen packages actief zijn.
Het stoppen van een cluster inclusief de nog actieve packages wordt uitgevoerd met:
# cmhaltcl -f -v
Het starten en stoppen van de packages in het cluster
Na het starten van een cluster zullen de packages automatisch op de original_node worden opgestart. Met de original_node bedoelen we de node waarop het betreffende package in normale omstandigheden moet draaien. Met de adoptive_node wordt de node bedoeld waarop het package overgenomen wordt bij problemen. Als een package handmatig gestopt is, moet het package ook weer met het daartoe bestemde commando handmatig opgestart worden:
# cmrunpkg pkg3
Het package wordt op die node, waarop het commando is uitgevoerd, opgestart. Indien deze node niet actief is of SWITCHING op disabled staat, wordt de adoptive_node gekozen. Als een package op een specifieke node opgestart moet worden, dan kan dit, met behulp van de -n opties van het cmrunpkg commando, als volgt verwezenlijkt worden:
# cmrunpkg -n node2 pkg3
Het stoppen van een package kan uitgevoerd worden met behulp van:
# cmhaltpkg pkg2
Naast het gebruik van de -v optie kan een meer gedetailleerd inzicht verkregen worden in de acties die tijdens het starten en stoppen uitgevoerd worden, door mee te kijken in de log-file van het package:
# tail -f /etc/cmcluster/pkg_naam/pkg_naam.cntl.log
Dit commando moet uitgevoerd worden op de node waar het package op dat moment gestart/gestopt wordt.
aanpassen van de status van een package
Een package heeft een status met betrekking tot het “switchen”.
Om automatisch te kunnen switchen moet het veld onder “PKG_SWITCH” in de uitvoer van het commando cmviewcl -v op enabled staan. Tevens moet in de uitvoer van dit commando het switchen naar een specifieke node op enabled staan in de kolom “SWITCHING” van de Node_Switching_Parameters.
Met behulp van het volgende commando wordt PKG-SWITCHING weer enabled:
# cmmodpkg -n node2 -e pkg3 cmmodpkg : Completed successfully on all packages specified.
Je kan ook switching met de hand uitzetten met de -d optie.
# cmmodpkg -d pkg3
Als een package, door middel van een automatische switch van de ene node naar een andere node overgaat, wordt SWITCHING gedisabled voor dit package op de oorspronkelijke node. Dit voorkomt dat een package bij problemen heen en weer blijft switchen.
Handmatige package switch
Heeft men een package met de hand gestopt op een node, dan blijft SWITCHING voor alle nodes op enabled staan, maar wordt PKG_SWITCH gedisabled. In dit geval zal een package dus niet automatisch op de andere node weer opstarten. Na het met de hand opstarten van het package op de nieuwe node moet de PKG_SWITCH weer op enabled gezet worden. De acties bij het handmatig overzetten van een package zijn dus:
# cmhaltpkg pkg1 # cmrunpkg -n node2 pkg1 # cmmodpkg –e pkg1
extra zaken om te controleren
De netwerk configuratie en status:
# lanscan # landiag # lanadmin
De netwerkstatus met betrekking tot de IP-adressen:
# netstat -in
De mogelijke gelogde meldingen vanuit het cluster in het syslog bestand:
# view /var/adm/syslog/syslog.log
De meldingen die gegenereerd worden bij het starten en stoppen van de packages:
# view /etc/cmcluster/pkg_naam/pkg_naam.cntl.log
Recente reacties